Waar komt het geld vandaan?

door | nov 10, 2017 | Explainer | 0 Reacties

30.000 studenten, 8.000 medewerkers en 6000 wetenschappelijke publicaties per jaar. Hoe gemotiveerd studenten en onderzoekers ook zijn, om een universiteit van zo’n formaat draaiende te houden is een hoop geld nodig. Natuurlijk betaal je elk jaar collegegeld, maar dat is bij lange na niet genoeg om al het onderwijs en onderzoek te kunnen betalen. De RUG krijgt daarom geld uit drie bronnen, bovenop de collegegelden.

Drie geldstromen

1. Rijksbijdrage
De eerste geldstroom bestaat uit de Rijksbijdrage. Dit geld krijgt de universiteit van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als basis voor al haar onderwijs en onderzoek. De Rijksbijdrage wordt in één keer uitbetaald en kan naar eigen inzicht worden uitgegeven door de RUG.

De bijdrage is opgesplitst in een onderwijs- en een onderzoeksdeel. De hoogte van deze delen hangt van bijvoorbeeld het aantal ingeschreven studenten, het aantal behaalde diploma’s en het aantal promoties. Om universiteiten een beetje zekerheid te geven kennen beide delen ook een vast bedrag dat universiteiten sowieso krijgen, ongeacht hun aantal studenten of diploma’s.

De laatste jaren is de Rijksbijdrage niet meegegroeid met het aantal studenten. De VSNU, de belangenorganisatie voor Nederlandse universiteiten, heeft berekend hoeveel geld per student beschikbaar is. Het bedrag per student in 2000 was gemiddeld bijna €20.000, terwijl dit inmiddels nog maar €15.000 is. Met het investeren van het geld dat door het afschaffen van de studiebeurs beschikbaar is gekomen, wordt deze terugloop enigszins gecompenseerd.

2. Onderzoekssubsidies Rijksoverheid
Naast de Rijksbijdrage kunnen onderzoekers uit de tweede geldstroom extra geld krijgen voor onderzoek. Deze onderzoekssubsidies wordt voornamelijk verdeeld door twee organisaties: het NWO en de KNAW. Bij beide instellingen zijn de subsidies gekoppeld aan bepaalde onderzoeksgebieden of onderwerpen. Onderzoekers hebben dus geen volledige vrijheid in het kiezen van een onderwerp, maar kunnen wel zoeken naar een beurs die bij hun vakgebied past.

Wetenschappers krijgen niet zomaar geld: ze moeten een onderzoeksvoorstel indienen, op basis waarvan wordt bepaald welke voorstellen het beste zijn en dus worden gefinancierd. Deze subsidies komen grotendeels direct terecht bij de onderzoeker of onderzoeksgroep die het voorstel heeft ingediend, die daarmee het onderzoek kunnen uitvoeren. Vaak is het subsidiebedrag niet genoeg om het gehele project te kunnen betalen en moet de universiteit een deel bijleggen vanuit de andere geldstromen. Dit wordt ook wel matchen genoemd.

3. Overige inkomsten
Onder de derde geldstroom vallen alle overige inkomsten. Hieronder vallen bijvoorbeeld contractonderwijs, deelnemingen in bedrijven zoals Progress en giften aan het Ubbo Emmius Fonds.

Verreweg de belangrijkste inkomstenbronnen zijn echter subsidies vanuit het Horizon 2020-programma van de Europese Commissie en onderzoek dat in opdracht van het bedrijfsleven wordt uitgevoerd. Dit type onderzoek is vaak gericht op praktische, haalbare toepassingen en niet op fundamenteel onderzoek, dat misschien niet direct iets oplevert.

Het evenwicht bewaren

Door het niet meegroeien van de Rijksbijdrage zijn onderzoekssubsidies en onderzoek voor het bedrijfsleven steeds belangrijkere inkomstenbronnen geworden voor de universiteit. Daarin zijn we niet uniek: de toename in extern gefinancierd onderzoek is in heel de wereld te zien.

Wij vinden dat de RUG voldoende geld moet blijven vrijmaken voor fundamenteel onderzoek, ondanks deze trend. Het primaire doel van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek is volgens ons het vergroten van onze theoretische kennis en niet zo zeer de praktische toepassing. Afgelopen voorjaar schreef toenmalig fractielid Nina de Winter hierover al een opiniestuk.

Dat betekent echter niet dat we de derde geldstroom opzij moeten zetten: met name de faculteiten Science and Engineering en Medische Wetenschappen kunnen hieruit onderzoeken financieren, waar wel degelijk belangrijke nieuwe inzichten uit voortkomen en dus ook het fundamentele onderzoek weer vooruit kunnen helpen. Voor ons staat daarom een goede balans tussen fundamenteel en vraaggestuurd onderzoek voorop.